Geen land mee te bezeilen (Omø – Rudkøbing, 30,4nm, 23 juli 2018)

Na een nacht met aardig wat deining bleek vanochtend de wind nog steeds aardig aanwezig en ook behoorlijk koel. Hoewel ik ’s avonds steeds denk dat ik de volgende ochtend meteen weer een duik in zee zal nemen denk ik daar dan ’s ochtends toch anders over. Wel kon ik uit de wind in het zonnetje lekker nog wat zitten lezen voordat Joost wakker werd. Tijdens het ontbijt konden we zien hoe het skutsje meteen zeilend weg voer van de ankerplek en deze grote boot werd maar door 1 man bediend!

Even later varen wij ook weg, maar eerst motorend omdat we tegen de wind in bovenlangs het eiland naar de Grote Belt moesten steken en ook meteen maar de vaarweg wilden oversteken zodat we geen last meer hebben van snelle grote boten. We hadden gerekend op een dagje westenwind 3. Zo gauw we de zeilen hadden staan was het noordwestenwind maar te doen met een zuidwestelijke koers, langs Langeland naar het zuiden om in Rudkøbing te overnachten. Na korte tijd nam de wind af. Toen we dachten helemaal geen wind meer te hebben kwam opeens de wind uit het zuidoosten. Ook nog te doen. Ook deze wind verdween weer. Het lukt beter te genieten van onverwachte wind en van geen wind waar we op gerekend hadden dan van geen wind terwijl we wel op wind hadden gerekend, zeker voor deze toch van zo’n 30 mijl naar het zuiden. We hebben veel de motor bijgezet terwijl de zeilen nog stonden. Soms dacht Joost weer een wind gewaar te worden uit een bepaalde hoek, deed de motor, trimde de zeilen, maar het leverde nauwelijks vaart in de boot op. Kortom: met zwabberwinden kan je geen land bezeilen. De zeilen strijken en je verlies nemen. Uiteindelijk kreeg onze Notos nog Zuidenwind kracht 4 voor de kiel, maar daar hadden we niets aan op weg naar het zuiden.

Na heel wat uurtjes zagen we de brug voor Rudkøbing opdoemen. Volgens onze vaarwijzer zou dit een levendig stadje zijn. Ondertussen geloven we niet meer zo in levendige Deense stadjes, maar wie weet. De haven was bommetje vol, we werden geadviseerd door te varen naar een klapbruggetje waar de havenmeester stond. Daarachter zou mogelijk nog plaats zijn. Dat was zo en de havenmeester opende de klapbrug voor ons, waar we wat breedte betreft maar net tussendoor konden. Daarna nog een snelle bocht en lagen we op een wat raar schreef plekje. Met onze grote kogelfender tussen onze boot en de kant en een paar goede springen lagen we vast als een huis. Klein puntje: we steken zo’n kleine meter buiten onze box. Maar ja, deze plek had de havenmeester toch echt aangewezen.

We gingen de levendigheid van het stadje verkennen, de havenmeester vertelde nog dat er morgen een festival was en vandaag al een prefestival (?). Hoewel na sluitingstijd van de winkels waren er inderdaad aardig wat mensen op de been en wat terrassen vol met mensen, een plein met een bar een etenstent, en muziektenten met veel lawaai. We mochten niet klagen, maar deden dat toch. We waren op zoek naar een gezellig restaurantje, maar dat kennen die Denen niet. In het stadje alleen veredelde snackbarren met hamburgers op het menu. Terug naar de haven, maar niet voor Joost het standbeeld en geboortehuis van Ørsted, een beroemde fysicus, gefotografeerd had.

In de haven vonden we ons eettentje met de niet erg originele naam Neptunus, maar met een uitstekende eenvoudige doch voedzame maaltijd. Na een douche en nog wat kleding in een wasmachine gestopt te hebben zitten we nu weer gezellig in de kajuit met een muziekje op. Er is nl weer een frisse wind opgestoken.

Dit bericht werd geplaatst in Onderweg door Ellen . Bookmark de permalink .

Over Ellen

Reisleider, dol op reisgidsen en het puzzelen op reisdoelen. Groot genieter, ook van voorpret. Voorkeur (ook buiten Duitsland) voor Duitstalige reisgidsen wat vaak de taalverwarring vergroot.