In Engeland liggen heel veel boten niet in een jachthaven maar aan een ‘mooring’ boei. Dat moeten wij toch ook eens proberen. En daarvoor hoeven we niet ver; aan de overkant van de Blackwater rivier ligt West Mersea. Een echte watersport plaats maar dan zonder haven met drijvende steigers.
Om half twaalf, ruim voldoende na laag water, verlaten we Bradwell on Sea. Er staat nog nauwelijks wind maar toch hijsen we de zeilen en zetten we de motor uit. Op ons routekaartje later blijkt dat de werkelijke koers toch vooral door de stroming op de Blackwater wordt bepaald. Later trekt de wind aan en gaan we meer in de richting die we sturen. Weer verlaten er zeilbootjes West Mersea voor een zeilwedstrijd.

We varen wat rond en besluiten toch maar vast een mooring op te gaan zoeken. We laten al zeilend het grootzeil zakken en gaan op de genua de kreken van West Mersea in. Door een misverstand kies ik de meest zuidelijke; we willen toch wat dichter bij het dorp. Op de motor keren we en varen we tussen de schepen en mooring boeien, want daar is het vast wel diep, terug naar de splitsing en kiezen daarna de middelste geul.
Wind en stroom staan beide ongeveer dezelfde kant op. Dat is fijn want je wilt tegen deze elementen in naar de mooring boei. Met onze ‘hook & moor’ haak halen we de lijn door de ring van de boei. Daarna nog wel even stoeien met de lijnen maar het is gelukt: we liggen. Tussen ons en het dorp ook nog een mooie zeilboot en een lange-afstand zeeroeiboot.

Er worden broodjes afgebakken en we gaan lunchen. We zijn lekker aan het eten als er een watertaxi van de ‘West Mersea Yacht Club’ langsvaart. De schipper informeert of we hier willen blijven liggen voor de nacht. In dat geval kunnen we beter gaan verliggen want hier komen we met de achterkant in de modder terecht en dan liggen we scheef. Hij wijst een betere mooring die naast een witte boot ligt die ‘Blue Fox’ heet; ja, dat vinden we allebei een bijzondere combinatie. Als extra aanbeveling geeft hij ook nog mee dat er al een lijn aan de mooring zit.
Losgooien is niet moeilijk. De nieuwe boei oppakken lukt niet in één maar wel in twee keer. Het touw is glad en vies zodat we nog maar een lijn door de ring van de boei doen. Maar goed – we liggen. Tijd om uit te rusten en onze manoeuvres eens op de kaart terug te kijken.

Nu willen we natuurlijk ook nog naar het dorpje. Het is wat ver en het waait wat hard voor de kano dus die pompen we maar niet op. Ze gebruiken hier om watertaxi’s op te roepen een marifoonkanaal dat niet meer op onze Europese marifoons zit. Dus zwaait Ellen naar een taxi en jawel, daar komt de taxi al aan!

We stappen vanuit het gangboord gewoon over – eerst rustig vastleggen blijkt niet nodig. En even later zitten we plezierig in de taxi. Het wordt een lange rit want er moeten bij allerlei boten, ook in de meest zuidelijke geul, watersporters worden opgehaald. We gaan bij nog vijf boten langs!

We varen dus ook weer langs de Aquamarijn. Mooie gelegenheid voor een foto.

Aan de wal kijken we over het water uit naar de vele bootjes die hier aan een boei liggen.

En dan eerst naar de Yacht club om te betalen. Dan een rondje lopen. Al snel zijn we bij het strand.

Daar ook weer een vergezicht met de kapel St. Peter on the Wall.

Het stadje stelt op zondag aan het einde van de middag niet veel voor. De badplaats is nog weer een stukje noordelijker – te ver voor een wandeling nu. Dus lopen wij terug door de villabuurt en drinken een pint in de tuin van de Yacht club (dat best een luxueus clubhuis heeft). De club is natuurlijk ‘members only’, maar ‘visiting yachtsmen’ zijn uiteraard ook van harte welkom.

Inmiddels is het water al flink gezakt. De steiger van de watertaxi ligt al grotendeels op de modder.

Met wat ruimere bochten om de ondiepten heen varen we terug naar de Aquamarijn.

Het wordt al wat frisser toch eten we buiten Shakshuka met pasta. Het water daalt verder toch blijft er zo’n 3,5 meter onder de boot liggen. Beste bijzonder met het droogvallende land zo dichtbij!
