Lekker op tijd op. Daarom hadden we een wekker gezet. Maar vanochtend ging die naar onze zin toch wel erg vroeg. Dus na de wekker weer even terug het warme bed in. Maar goed desondanks zaten we om half 9 aangekleed aan het ontbijt.
Daarna gingen we onze lange lijnen (!) uitproberen. We lagen immers in een box met straffe dwarswind en de vaargeul buiten de box was amper een bootslengte breed en liep 30 m verderop dood. Geen ruimte om te keren terwijl de schroefwerking in zijn achter uit ons ook met de neus richting het doodlopende stuk zou zetten. De nieuwe langste lijn gebruikten we als spruit: vast op de boot van voren en midscheeps (loefzijde) en om de kikker aan de kant. Als we de motor in de achteruit zetten en de lijn langzaam vieren (via een lier overigens) dan varen we redelijk recht de box uit (zonder kans op schade bij onze buren met name aan lijzijde.) Maar als we de box uit zijn moeten tegen de schroefwerking in de boot recht in de vaargeul krijgen met de boeg richting uitgang. Daarvoor onze voormalig langste lijn, ruim 2 keer de bootlengte, op de achterkikker vastgezet en laten lopen om de achterste paal. Deze lijn laten we vrij lopen tot dat we de box uit zijn; dan zetten we ook het andere einde vast op de kikker. En als we achteruit blijven varen draait de boot vanzelf recht. En dan snel de lijnen binnen halen (zodat ze niet in de schroef komen) en varen maar!
Op naar de volgende manoeuvre – aanleggen bij het tankstation. Om de tankdop aan walzijde te krijgen moesten we even keren – in de oude haven was daarvoor ruimte zat. Er paste 125l in onze 250l tank. Die was dus nog lang niet leeg. Maar goed – voor de komende 300 motoruren is er diesel genoeg; dat maken we dit jaar op onze zeilboot (waarschijnlijk) niet meer op.
Achteruit weer weg en gelijk het IJsselmeer op. De vaargeul uit de haven is gelijk in de wind – dus als de lijnen en stootwillen zijn opgeruimd – kan het grootzeil omhoog. We kiezen vandaag voor één rif; dat is met de goede windkracht vier wat comfortabeler! En dan kunnen we na de tweede groene ton de vaargeul verlaten en met een koers van ongeveer 250 graden richting Wieringermeer varen. Einddoel is Den Oever – maar het laatste stuk moeten we vanwege ondiepten langs de dijk!
Onderweg komen de we de mooiste dingen tegen. Bijvoorbeeld deze tweemaster, die ook weer gasten vervoerd, met de mooie naam ‘Welvaart’.
En ook waren er wieken op weg naar het windmolenpark. Een fraai gezicht waarbij je op grote afstand eerst niet goed weet wat je ziet. (Overigens werd dit vervoer geregeld door een concurrent van Van der Wees!)
Ook deze forse Aak kwam dichtbij voorbij.
En met snelheden tot 7 knopen zijn we zo bij de gerenoveerde Stevinsluizen. We gingen niet eerder hier de Waddenzee op (wel al twee keer de Waddenzee af). Na de marifoonoproep wisten dat we even moesten wachten (‘uurtje’, de sluis was net voor ons dicht gegaan) maar de wachtsteiger aan lager wal was niet fijn. Tijd dobberen dus voor de sluis terwijl ondertussen een boterham met kaas op peuzelden. En dan de sluis in. Blijkt lastig om vast te maken met kleine boldertjes in de muur maar met de dikke lijn die in de sluis hangt lukt het ons om toch zonder problemen voor in de sluis te liggen. Moet nog van alles mee de kolk in; maar na even wachten varen we vlot de sluis uit waarna ook de bruggen van de Afsluitdijk snel voor ons openen.
En dan rechtdoor naar de Waddenhaven van Den Oever. Een haven die we niet eerder bezochten. (Wel waren we twee keer in de jachthaven aan de IJsselmeer zijde, eigenlijk in de Wieringermeer, die behoorlijk eindje uit het dorp ligt.) We zijn niet de enigen maar vinden toch snel een mooi plekje met de kop in de wind en ook de (lange) vingerpier aan ‘hoger wal’. We leggen vlot aan, drinken wat en gaan in het zonnetje passagieren.
Het eerste wat we zien is het Visserijmonument. Wat bovenop de dijk bij de haven staat. Geeft gelijk een beeld van de haven.
We zien een kerkje en denken dat daar het centrum wel zal zijn. Dat is een misverstand; in Den Oever zijn geen kerken – we zien de kerk van Oosterland. Een dorpje verder zoals blijkt als we het einde van de bebouwde kom van Den Oever hebben bereikt. Maar hoewel we onze wandelschoenen niet aan hebben zetten we toch de pas er in een gaan naar de kerk.
Dat wordt beloond. Niet alleen is duidelijk dat we hier op een voormalig eiland zijn, Wieringen, waar het land wat glooit en de wegen niet polderefficiënt recht zijn. Ook blijkt het kerkje open en kunnen we naar binnen. Naast een gesprek met de ‘kerkhostess’, een oudere dame die ook in Oosterland woont, over het door Covid-19 stilgevallen kerkelijk en ander leven rond de kerk (geen koor, geen diensten, geen exposities) is er ook van alles te zien.
Meest opmerkelijk toch wel dit zwaard van de watergeus Willem Bloys van Treslong uit 1572. Zonder dit zwaard (dat hij hier in maart op Wieringen verloor) nam hij op 1 april Den Briel in.
We lopen terug langs de zeedijk. We kijken nog een keer om naar de Michaëlskerk.
Via de winkel buiten het dorp terug naar de vissershaven waar we bij ‘Viscentre ’t Wad’ kibbeling eten en een biertje drinken. Den Oever blijkt uiteindelijk toch vooral te leven aan de haven waar ook haast alle horeca te vinden is. Erg veel leven is er echter nog niet.