Voor mijn gevoel heeft het carillon van de Dromedaris deze nacht elk kwartier een deuntje gespeeld. Nu was ik een behoorlijke tijd onder zeil dus ik heb het niet goed kunnen controleren. Maar toen ik nog even lekker in mijn slaapzak lag te soezen en het carillon weer speelde hoopte ik dat ik nog even mocht blijven liggen. Helaas. Zeven uur. Weer tijd om op te staan zodat we op tijd konden vertrekken (en vooral voor de storm/harde wind kunnen aankomen).
Naast de gebruikelijke ochtendbeslommeringen is er nog een zorg om op tijd weg te komen: er ligt een buurman langszij. En die kunnen we niet gewoon even losgooien en in de haven laten ronddrijven. Nu weet de buurman dat we om 8uur weg willen. Maar lang zien we geen beweging. Tot een minuut voor 8 uur – als hij zijn hoofd boven de kajuit steekt. Maar na een welgemeend “goedemorgen”, heeft hij zich ook zo losgeknoopt en zet hij koers naar de sluis naar het Markermeer.
Wij er snel achterheen met dien verstande dat we bij de havenuitgang precies de andere kant uitgaan. Naar het IJsselmeer – op naar Stavoren. Voorbij de strekdam willen we snel de zeilen omhoog doen – maar we moeten nog wel even klooien tot de gaffel goed tussen de lazy jacks omhoog gaat.
Maar dan zetten we op een redelijk vlak IJsselmeer met volle fok en 2 riffen in het grootzeil (vanwege de verwachte windkracht 5) koers naar het Noorden. Nog even horen we op de wind een carillon en kijken nog even achterom. Ja, de Zuiderkerk en Dromedaris zijn nog te herkennen.
Voort gaat de boot op ruime windse koers. Af en toe kijken of we de goede koers wel hebben op deze plas met water. Want naast kompas en GPS zijn er maar weinig herkenningspunten. En dan helpt het niet als er een veilig vaarwaterton (https://nl.wikipedia.org/wiki/Markering_voor_veilig_vaarwater) er op een afstandje uitziet als een rode ton – een rode ton hadden we immers daar niet verwacht.
Langzaamaan komt er wat meer wind en vooral meer golfslag. Maar de tocht vordert gestaag. En hoewel de ingang bij Stavoren, zeker bij ons, berucht is om het geklots, krijgen we ook het grootzeil mooi snel naar beneden en varen we de ingang in. En dan moet Ellen fors aan de bak met landvasten (voor) en stootwillen want we kunnen meteen de sluis invaren. Voor het eerst dit jaar in de oude sluiskolk. Het is er vol met grote plezierjachten maar probleemloos leggen we aan. De hulp van de plotseling aanwezige sluisstewards hebben wij vandaag niet nodig.
Inmiddels twee weken gevaren. En hoewel we een zeilboot zijn willen we toch niet zonder brandstof komen te zitten. Bij de haven in de stad is er tankstation voor boten – en hoewel er al een boot ligt kunnen ook wij aanleggen. Dan een vloerdeel in het “tentdeel” loshalen en we kunnen tanken. 57liter gaat er in!
Even verderop kunnen we langszij aan de hoge wal aanleggen. Dat gaat ons ook prima af. Al moeten we wel de toegesnelde helpende buurman tegenhouden om de Spring weer los te maken. Hij denkt dat die lijn naar voren moet (maar daar hadden we de motot nog voor bij staan). En als we dan tevreden zijn over de landvasten nog even het zeil opbergen, stroom aansluiten en zeilpak uit. En dan kunnen we tevreden in het zonnetje ons brood met gebakken ei opeten.
Daarna tijd voor de stadswandeling. Eerst naar de sluis en dan langs de dijk naar de Buitenhaven. Op het IJsselmeer blijkt de wind en golfslag verder toegenomen. Wij zijn blij dat we binnen zijn. Bij de Buitenhaven staat de Vrouw van Stavoren nog op haar vracht te wachten. En hoewel Stavoren vandaag aan lager wal ligt en van alles er van zelf naar toe wordt geblazen zag ik ook zelf niets komen.
Bij de Koebrug zagen we al Schots restaurant en whiskeybar Stadsboerderij de Koebrug. Met genoegen zijn we daar twee uur zoet met vlezige gerechten en op gepaste afstand van de andere gasten. We drinken “Us heit”; bier uit Friesland. En de eigenaar en zijn vrouw lopen er ook nog rond in schotse ruit. En de naam van het restaurant komt van de naasrgelegen brug waarover vroeger de koeien naar het weiland gingen.