Wat houdt je meer uit de slaap: gepiep of klabam? Nadat Joost het eerste had opgelost, hoorden we vooral het tweede. We dachten eerst ook nog dat het de fenders waren dus die gingen omhoog omdat je in een box niet tegen een andere boot aanligt. De laatste keer ging Joost in slaaptenue op blote voeten door de regen over het dek en gleed bij binnenkomst uit van het trappetje, met gevolg een flinke bult op zijn scheenbeen. Hij dook met pijn z’n bed in maar sliep ondanks alles toch zo in. Daar lag ik dus wakker met klabam, klabam enz. Dus ging ik maar naar buiten in de regen. De helmstok die Joost had vastgezet vanwege het gepiep heb ik weer losgemaakt. Het klabam was nauwelijks meer te horen en er was weer gepiep, hoera. Maar het leek me in ieder geval ook beter voor het roer. Ik ben in ieder geval daarna ook zo in slaap gevallen, dus geef mij maar gepiep.
De wind was de volgende ochtend gedraaid naar het westen en omdat we aan die kant buren hadden lagen we meer beschut en was er weinig lawaai. De wind was nog steeds kracht 5. Te fors vonden we om hier weg te gaan en om in een andere onbekende haven aan te leggen. De depressie die gisteren onze kant op kwam zette nog flink door. Pas morgen wordt de wind wat minder.
In de middag heb ik een fiets gehuurd in de haven en heeft Joost zijn vouwfiets uit de boot gehaald.
Ondanks de harde wind wagen we het erop. Het blijft droog en het is wel leuk om wat van het eiland te zien. Wat betreft oppervlakte lijkt dit eiland wel op Terschelling als je de Boschplaat niet meerekent. Ze hebben hier ook een cultureel festival maar dan in juli. Er zijn veel fietspaden of kleine rustige weggetjes. Ook onverharde fietspaden dus we zijn blij dat het niet al heel lang droog is. Er is weinig autoverkeer. Maar hoewel er veel fietsverhuur is komen we weinig fietsers tegen. Dat is wel heel anders dan op Terschelling. Het is hier duidelijk nog voorseizoen. In de haven liggen wel veel Duitsers, maar voor hen is het een weekendbestemming denken wij.
Het landschap is natuurlijk heel anders dan op Terschelling. Het is een glooiend landschap met veel akkerbouw en overal goed onderhouden huizen en boerderijen. Ook dit eiland heeft zoals op andere plekken in Denemarken en Engeland z’n krijtrotsen.
Dat is de eerste bestemming waar we heen fietsen. We zien het al fietsend in de verte liggen. We hebben forse tegenwind en moeten ook regelmatig wat klimmen.
We kregen overigens een plattegrond mee voor het jaar 2024 en 2025. Vorig jaar heeft de oktoberstorm hier enorm huis gehouden. Stukken kust zijn weggeslagen en daarmee ook fiets en wandelroutes. Er zijn omleidingen gemaakt en daarbij een kloppende kaart. Na die twee jaar geldt weer de oude kaart wordt er al gezegd. Dus alles wordt in oude staat hersteld.
Alles hier dus top geregeld. Niet voor niets zijn de Denen de gelukkigste mensen van de wereld. Wat mij wel aanstaat is dat er overal openbare wc’s zijn, ook langs de fietsroute en deze staan dan ook op de kaart aangegeven. En picknicktafels, overal!
Dus ergens bij het strand eten we onze broodjes op en bij de krijtrotsen boven ga ik een tijdje liggen.
Bij de krijtrotsen zijn mooie wandelwegen, maar we houden het vandaag bij fietsen. Hier ga ik even liggen om uit te rusten. We zien zeilbootjes gaan beneden. En we zien dat het mooie weer onze kant op komt. We fietsen naar Aerøskøbing, we zijn er 8 jaar eerder geweest en hebben daar toen geankerd en in een heerlijk restaurant gegeten. Nu zijn we wel aan drinken toe en tegen de hongerklap nemen we rabarbertaart. Zo, die was lekker!
Het laatste stuk terug naar Marstal hebben we heerlijk de wind in de rug en fietsen we een lang stuk langs de noordelijke kust. Het is nu echt zonnig geworden. In Marstal fietsen we recht op de supermarkt af voor nog wat scheepsbevoorrading.
We hebben bijna 40 kilometer gefietst waar we zeer tevreden over zijn. Ons beider conditie gaat weer vooruit! Mijn fiets weer ingeleverd en Joost zijn fiets weer aan boord gebracht. We kunnen nog net buiten in de kuip eten voor het te koud wordt.
De zon die lager staat werpt een mooi licht op de gekleurde strandhuisje op het strand achter de haven. Daarvan zijn er ook een heleboel weggeslagen door de oktoberstorm.
We staan rustig op en nadat Ellen schoon onder de niet al te hete havendouche vandaan komt ontbijten we buiten. Het is zonnig maar droog en ook niet koud. De aardbeien uit Laboe smaken nog steeds!
Ærø is een eiland dat zich qua omvang nog best een beetje met Terschelling laat vergelijken. Zo’n 20 km lang maar wel iets breder. We denken er even over om fietsen te huren maar dat zou van deze dag niet echt een rustdag maken dus dat plan laten we varen.
Later vandaag wordt er meer wind en wat buien verwacht. We gaan na het ontbijt dan ook snel het plaatsje ontdekken. Het is niet groot maar wel echt Deens. En een echte winkelstraat waar auto’s niet mogen komen. Het aantal winkels valt echter wel mee maar het meeste kun je hier wel krijgen. Er is in ieder geval een grote supermarkt.
Ik probeer ook nog een foto te maken van de kerk. Die staat op een groot stuk grond, tevens kerkhof, met veel loofbomen. De best mooie kerk laat zich dan ook niet makkelijk vereeuwigen. Later lukt het van de zijkant alsnog.
We hadden ons zelf koffie met iets lekkers beloofd. In de winkelstraat is de enige tent die een beetje op een koffiehuis lijkt bevolkt door een drukke schoolklas met allemaal een ijsje. Dat laten we even lopen. Via Google komen we bij Webers café og restaurant uit. Dat lijkt aan één kant een echte kroeg met barkrukken. Verder ook veel gedekte tafels. Wij gaan maar aan de bar zitten en genieten van ons met zorg bereidde koffie (met voor Ellen ook gestoomde melk). Iets lekkers, dat niet vloeibaar is, treffen we niet aan.
Zittend aan de bar bedenk ik mij dat ik geen enkele Deens kroon op zak op. Ik maak me echter geen zorgen – in Scandinavië is elektronisch betalen (in tegenstelling tot bijvoorbeeld in Duitsland) zeer gewoon. En inderdaad: ik kan zelfs via mijn telefoon betalen.
We lopen terug naar de havenkade waar we gisteren met de Flicka aan onze zijde binnenvoeren. Best een ingewikkeld stuk navigatie daar. We zien dat de Flicka inmiddels weer is vertrokken. Nakijken op vesselfinder.com leert ons dat ze terug naar de thuishaven zijn gegaan.
We vinden ook een boekenstalletje voor tweedehands boeken waarmee je de plaatselijke rode kruis kan steunen. Er is niets Nederlands en ook de Engels- en Duitstalige boeken kunnen niet bekoren. Wel vindt Ellen een boek van Robert Goddard, een schrijver waarvan ze nu met plezier veel leest. Maar ‘Dage uden tal’ (‘Days without number’, in het Nederlands vertaald als ‘Een flinterdun geheim’) is in het Deens en dat blijkt toch te moeilijk om te lezen.
We kwamen langs een leuk terras aan de havenkant en omdat we inmiddels wel trek hebben zoeken we een plekje buiten op het terras. Beiden bestellen we vis die ons smaakt. Ondertussen varen ons een trekkende surfer, met zijn bagage op de plank, en twee roeiboten voorbij. Een mooi gezicht!
We wandelen verder langs de haven. Er zit hier een maritiem museum en daarvan is ook in de buitenlucht van alles van te zien. We vergapen ons aan oude bootjes op de helling en in het water. Mooi en kleurrijk.
Terug op de boot nemen we even rust. Het weer wordt al wat minder – de wind neemt toe. En een beetje tot mijn verrassing liggen we hier als snel te deinen op de golven. Ik dacht hier in de haven veel meer beschut te liggen.
Met boeken, puzzels en feestadministratie brengen we de middag door. Daarna weer naar Webers Café voor het diner – op een rustdag wordt natuurlijk niet gekookt. We drinken, aan het laatste vrije tafeltje, donker bier van het eiland en bestellen mosselen en varkensnek. Het eten smaakt ons in deze ook ’s avonds gezellige tent vol Denen.
Daarna, met regen, terug naar de boot voor een voetbalwedstrijd die we over de haven wifi met een enkele onderbreking kunnen bekijken. Prima resultaat tegen de vice-wereldkampioen. Ondertussen is de wind weer aangetrokken maar de regen is gestopt. Ik probeer wat aan de krakende lijnen te doen maar de oplossing wordt er tussenuit geduwd. Afwachten dus of het een rustige nacht wordt….
Morgen begint de meteorologische zomer. Vanochtend werd ik wakker met een fel blauwe hemel boven mij. Het lukt niet om nog lang in bed te blijven. Joost slaapt nog. Ik besluit vast boodschappen te gaan doen, zo’n 20 minuten heen en terug lopen. Ook in zo’n enorm toeristische badplaats is er geen winkel meer in de buurt van het strand of de havens. Buiten loopt iedereen opeens in korte broek. Ik vind het toch nog fris en ben blij met mijn trui en lange broek. Maar de vakantiesfeer is wel gezet!
Ik moet een villawijk door en een heuvel op om bij de Edeka te komen. Op de terugweg neem ik een andere weg en kom eindelijk eens langs de molen die we vaker uit de verte hebben gezien, een kenmerk voor Laboe.
Joost is al zijn bed uit als ik terugkom op de boot. We ontbijten buiten, lekker rustig aan. Met heerlijke verse aardbeien die onderweg op een of andere manier flinke vlekken in mijn bijna witte broek hebben gegeven. In een opwelling stop ik de broek in het overgebleven afwaswater van het ontbijt. De vlekken verdwijnen tot mijn verbazing als sneeuw voor de zon. Complimenten voor Marcels greensoap.
Wanneer we de koffie op hebben is het al 12 uur. Ja, de vakantie is nu echt begonnen. Geen haast, geen schema’s meer. En dat het weer meteen zo lekker is helpt helemaal. Als we wegvaren zien we Laboe zo in de zon liggen als we nog nooit hebben gezien tijdens onze eerdere vakantie’s.
Na het hijsen van de zeilen verbaas ik me over een belletje dat ik hoor. Het geluid blijkt uit de boei te komen. Joost weet te vertellen dat dat is voor als het erg mist. Dan hoor je tenminste waar de boei is.
Vandaag is er een westenwind voorspel die zwak is. We willen vandaag graag naar het noorden, naar Marstal op het Deense eiland Aerö, 24 mijl van ons verwijderd. Dat klinkt niet ver. De wind blijkt echter nogal te zwabberen en daarmee onze koers, en uit het westen komt hij niet, dan weer noordwest en dan weer noordoost. Maar we zeilen heerlijk en genieten van de rust. Zo een boek willen lezen of een puzzeltje maken, wie wil dat nou niet.
Over de marifoon horen we dat de schietoefeningen op het verboden deel van het vaarwater aan stuurboord van ons beëindigd zijn. We zien twee marineboten varen. Ze zijn op AIS gewoon herkenbaar als NATO warschips.
Tegen zes uur moet toch de motor aan. We gaan anders niet voor donker binnen komen. En het laatste stukje is een betonde vaargeul waarnaast het erg ondiep is. We laten het grootzeil staan en moeten weer een kegel ophangen ten teken dat we nu gezien moeten worden als een motorboot. Dit ivm de voorrangsregels. Maar we zien in de verste verte geen boten meer. De meeste mensen willen blijkbaar toch voor zes uur binnen zijn.
Ook strijken we de Duitse gastenvlag en hijsen we de Deense. We vragen ons af waarom de Duitse groter is.
Ik ga koken en we eten ook nog steeds in het zonnetje. Joost heeft bijna de afwas gedaan als we opgeroepen worden via de marifoon. Een zeilboot heeft motorpech en door de weggevallen wind kunnen ze geen kant meer op, of we ze kunnen slepen. We zien ze inderdaad in de verte liggen.
Dat gaan we natuurlijk doen. Het blijken twee duitse mannen te zijn. We varen langszij en pikken een lijn van hen op en bevestigen die aan onze spiegel. We zijn dan 1.5 mijl van de vaargeul verwijderd.
Ondertussen denken we na over hoe we de haven in moeten varen. Dan kan je beter, zoals we ook gezien hebben bij de KNRM, de te slepen boot langszij vastknopen. Joost overlegt per marifoon hierover. Ze zullen ook nog even de havenmeester proberen te bellen voor hulp. Deze blijkt niet thuis te geven. Vlak voor de haveningang haalt Joost de lijn met de andere boot aan en wordt de boot langszij vastgeknoopt. Ik zeg nog, wat fijn dat er helemaal geen wind is. Daarop zegt een van de mannen: “dan hadden we wel naar de haven gezeild”. Gelukkig is deze haven heel ruim en is er aan de kade een hele ruime plek vrij. We kunnen daardoor de boot bijna tegen de kant leggen. Op de boot die er achter ligt wordt door twee oudere zeilers heel angstig gekeken in plaats van handen uitgestoken. Maar alles loopt gesmeerd. Ze liggen, wij knopen los en varen verder naar een plek aan het eind van de haven.
Joost had gelezen dat je daar heel mooi kan liggen. Lekker rustig en mooi uitzicht. Dat blijkt zo te zijn. De boxen zijn er echter heel groot zodat het wel even duurt voor we de lijnen om de palen hebben gekregen. De duitse mannen komen langs om als bedankje ons een fles wijn te geven. We nodigen ze even uit op onze boot en vertellen elkaar de reisverhalen. Als ik zeg dat we tenminste weer een avontuur beleefd hebben beginnen ze te lachen. Ze hebben wat te vaak avonturen beleefd!
We liggen echt idyllisch! Hier zie je wat ik zo mooi vind aan Scandinavië. De schemer duurt veel langer, de avonden zijn schitterend, zeker als het windstil is. Morgen blijven we hier een dag.
Oh, en wat betreft Midzomernacht: ik dacht altijd dat dat van 20 op 21 juni was. Maar ik lees dat de midzomer in Denemarken gevierd wordt op 23 juni. Zij vieren het met feestelijke vuren op het strand waarbij heksenpoppen worden verbrand. We gaan het wel zien wanneer dat gebeurd.
Na een korte nacht stonden we verfrissend op. Vooral dankzij Ellen die gisteravond fris genoeg was om haar wekker wel om half zes te zetten. Onze buren op de Grace wilden om zes uur weg. En dat lukte ons hierdoor prima.
Naast een rondje door het kleine haventje om te kijken waar we konden betalen voor de overnachting en de doortocht (pas vanavond 7 uur is er een havenmeester) knoopte Ellen nog een gesprek met de buurman aan. Bleken met kinderen van 3 en nog geen jaar voor een flink aantal weken op de Oostzee te gaan varen. Ellen leek het zwaar met 2 zo kleine kinderen; de buren hadden er veel zin in.
En zo voeren we net na 6 uur het kleine haventje van Brunsbüttel uit. De onberekenbare veerpont stak vlak achter ons over.
Het Noord-Oostzeekanaal (NOK, ook wel Kielerkanaal) is eind 19e eeuw aangelegd en zorgt ervoor dat schepen tussen landen aan de Noordzee en de Oostzee niet helemaal om Denemarken hoeft te varen. En daar wordt druk gebruik van gemaakt; het NOK is één van de drukst bevaren kanalen ter wereld.
Zeker aan het begin van de route merken we van de drukte niet zoveel. De zon schijnt maar een koude noordenwind, die vol tegen staat, maakt dat we allebei extra kleren moeten aantrekken. Ondanks af en toe dreigende wolken blijft het de hele dag wel droog!
Naast veel veerponten staan er ook veel signaalpalen langs de ruim 98km van het kanaal. De betekenis van de lichten is ons in veel gevallen niet duidelijk. Het is ook gericht op het wat grotere en bredere verkeer op het NOK. Regelmatig wordt er ook op de marifoon gemeld wat er op kanaal is gaan varen (grote, diepgang) en ook geïnformeerd of het volgende blok vrij is. We gaan het Duits steeds beter begrijpen.
Er zijn ook een paar hoge bruggen waar we met gemak onder door kunnen. Zeker de oudere zijn mooi vormgegeven. Hoogtepunt hierbij de brug waar een veerpont onder hangt (die dus niet vaart).
Die brug is, naast de stellage waar een pont aan hangt die voetgangers, fietsers en auto’s overzet, ook echt een brug. Een spoorbrug om precies te zijn!
Als de wind naar het westen is gedraaid wordt het ietsje warmer. En om te bewijzen dat het toch echt een druk kanaal is komen ons dan ineens drie coasters tegemoet.
Door de breedte heeft het NOK iets van het Noordzeekanaal (of omgekeerd natuurlijk). Langs het NOK echter veel minder industrie en havens. Vooral heel veel bomen langs de route waarbij aan de westzijde het land wat vlakker is dan de glooiende oostzijde. Aan beide kanten is er meestal ook een voet/fietspad waar goed gebruik van wordt gemaakt. Het NOK ligt niet in al te dichtbewoond gebied; veel van de huizen die we langs het kanaal zien hebben villaformaat.
Met een snelheid van zo’n zes knopen zijn we kwart voor drie aan de overkant. Waar ik gisteren de sluiswachter via de marifoon nog in het Engels aansprak probeer ik het vandaag in mijn beste Duits. Een dagje Duitse marifoonberichten beluisteren helpt. En de sluiswachter begrijpt mij prima en antwoord mij ook in het Duits. We moeten wel een half uurtje wachten maar daarna varen we de sluis in en komen aan bakboord zijde te liggen naast twee wat grotere jongen aan de stuurboordzijde van de sluis. En na wat driftige gebaren van de Noorse kapitein van de Helles naast ons varen we als eerste door de nog niet geheel geopende sluisdeur.
We gaan bakboord uit richting Laboe (rechtsaf naar Kiel loopt het Kieler Fjord verder dood). Daar zijn drie havens waarvan we bij Baltic Bay eerder lagen; we herinneren ons de goede douches. De toegewezen plek, Ellen heeft even gebeld, ligt voor onze ongunstige draai. Ook zijn we niet blij met de vingerpier aan lagerwal die ook nog net korter is dan de Aquamarijn. Aanleggen loopt dan ook niet helemaal soepel – maar we liggen! En het is pas net vier uur!
Na wat opruimen en een drankje gaan we de douches proberen. En ondanks dat we wel heel vaak op een knop moeten druk voor doorgaand douchewater stellen de douches niet teleur.
Daarna naar het dorp voor diner. We vinden een plekje met uitzicht op het Fjord. En ik kan een gewoonte verlengen: op vakantie in Duitsland eet men zeker één keer Wiener Snitzel.
Daarna is het terug op de boot tijd voor koffie en het maken van verdere plannen.
Hoe ben ik hier zo verzeild geraakt, kan ik me opeens afvragen, nu ik voor het eerst de nachtwacht hou tijdens onze zeiltocht richting de Oostzee. Ik heb eens een spannend boek gelezen over een vrouw die opeens ontwaakt alleen op een zeilboot midden op zee met vreselijke hoofdpijn. Ze weet niet hoe ze daar gekomen is. Maar ja, ik weet dat natuurlijk wel, 37 jaar geleden tegen Joost aangelopen en van het een kwam het ander.
De zon is onder gegaan,
de maan is op,
het is in het westen nog aardig licht maar voor me in het oosten tekent zich al een zwart gat af. Joost is om half elf zijn kooi ingekropen. Niet voordat hij nog even het Duitse gastenvlaggetje heeft gehesen.
Hij slaapt altijd makkelijk in, ook op dit soort tijden en ik heb daar meer moeite mee. Vandaar dat hij begint met slapen. Om half twee staat zijn wekker en komt hij mij aflossen. Daarna mag ik 3 uur slapen. Daarna misschien nog zo’n rondje. We zitten ter hoogte van Borkum, de vuurtoren is goed te zien.
En nu moet ik me naast het opletten ergens mee vermaken. Vandaar dat ik aan het blog begonnen ben. Daarvoor heb ik een half uur nadat Joost naar bed was gegaan de Genua gestreken en de motor gestart. We voeren te langzaam door te weinig wind. Nu gaan we 1,5 knoop harder. Jammer van de ervaring van zeilen door de nacht. Maar wie weet trekt de wind later wel weer aan.
We zijn vanochtend om half 10 vertrokken van Terschelling.
Eerst hebben we om het zeegat uit te komen een lang stuk tegen de wind in moeten motoren. Het was windkracht 4 a 5. Er waren in het zeegat flinke golven terwijl het verder op zee heel erg meeviel. Toen we onze koers konden verleggen naar het oosten hebben we de zeilen gehesen en gingen we toen we eenmaal stroom mee hadden zo’n 7 knopen. De zon scheen uitbundig en dit is ook een warme koers. Geen enkel teken meer van de regen en te harde wind van de afgelopen dagen.
In twee dagen willen we het begin van het Kieler kanaal bereiken bij Brünsbütel, in de beruchte Duitse bocht. Wanneer het hard waait uit het westen stuwen de wind en stroming het water hier flink op met gevaarlijke zeeën. Hier moet je dan wegblijven. Je moet dit dus doen tijdens een gunstig moment, een weergat genoemd. Komende twee dagen is daar sprake van en daarna gaat het hier weer harder waaien.
Er is nog een planningsprobleem waar we mee te maken hebben. Het Kieler kanaal begint bij de Elbe monding en daar staat een forse getijdestroming waar je niet tegenin moet proberen te varen. Je moet dus aankomen bij laag water om van de vloedstroom te profiteren.
Oeps, even opletten, er komt een licht mijn kant op. Ik zie een stoomlicht en een rood licht. Een motorende zeilboot die mij passeert. Heeft blijkbaar geen AIS, want ik had hem niet op de kaart gespot.
We hebben dus een rekensom moeten maken hoe laat we daar aan moeten komen om te weten wanneer te vertrekken. Daarnaast maken we ook gebruik van de tips uit de zeilwijzer: de Oostzee. Belangrijk is nu natuurlijk dat je ook vaart blijft houden anders kom je te laat bij de Elbemonding.
We hebben tot nog toe een hele relaxte tocht. Met deze wind en windrichting is zeilen vrij ontspannen en kan ik heerlijk een boek lezen. Joost is steeds wat meer bezig met het zeilen. Omdat we voor de wind gaan is er steeds gevaar van een gijp. In die zin is voor de wind eigenlijk niet helemaal wat het gezegde doet geloven. Uiteindelijk heeft hij een lijntje (bullet talie) gespannen tussen het grootzeil naar voren op de boot zodat dit het gijpen voorkomt.
Ik heb even mijn koers 10 graden naar bakboord. Recht voor me zie ik twee lichten een eindje uit elkaar. Ik kan niet thuisbrengen hoe ver verwijderd het wan me is, hoe verweg of wat het is. Op de kaart zie ik ook niets behalve een boot met een kruis erdoor ten teken dat deze een signaal daar heeft uitgezonden, maar nu niet meer. Is daar iemand voor anker gaan liggen, of varen daar vissersboten? Dat laatste lijkt mij niet want ik zie geen navigatielichten. Na een hele tijd turen kom ik tot de conclusie dat het toch vissersboten zijn die wel op de AIS te zien zijn, maar veel verder weg dan ik dacht.
Ik hou mijn koers maar even zo. In de verte knippert het licht neem ik aan van een noordkardinaal die ik ten noorden moet passeren. Dat lukt zo mooi. Alles onder controle, ik kan even naar binnen om een kopje thee te zetten en dan mag ik er een pannenkoek bij. Beloning voor 2 uur wacht draaien!
De hele dag zijn we geen boot tegengekomen op een ankerend vrachtschip na en nu heb ik het razend druk met zien te onderscheiden wat ik zie. Wat denk je als dit opeens achter je opdoemt?
Een vrachtschip, leek mijn kant op te komen, toch niet, maar lijkt wel gewoon onze uitgezette route te volgen en niet de shipping lane. En tegelijk aan de andere kant dit:
Ik zag 3 witte lichten, de groene zag ik niet. Vanwege de lange sluitertijd kan je mooi de golfbeweging zien door het water. Het groene licht is een navigatielamp zodat ik weet dat deze boot mij met zijn stuurboordkant passeert. Het is een sleepboot weet Joost me later te vertellen.
Het laatste half uur valt me zwaar en ik ben blij als Joost zijn kooi uitkomt. Een korte overdracht en dan duik ik m’n bed in. Ik slaap onrustig en ben tegen vijf uur vanzelf klaarwakker voor de volgende wacht. Joost vertelt dat het om 3 uur al licht was en dat hij Nordeney heel goed kon zien met straat verlichting en al. Maar nu is er de echte zonsopkomst, nou ja, hij komt op uit een wolk.
Met de zon komt ook de wind en ik trek de Genua uit. Zo zeilen we gedurende 2 uur heerlijk. Het is wel veel kouder dan eerder vannacht. Ik trek zelfs handschoenen aan. Ik vermaak me met een sudoku. De tijd gaat deze keer heel snel. Ik moet na 2 uur de motor starten vanwege geen wind meer. En dan komt Joost weer eruit die heerlijk geslapen heeft. Hij mag de oversteek van het Jade en Wesergebied in goede banen leiden. Het blijkt daar niet druk. Ik slaap 2 uur en kom om 10 uur eruit. Het water is vlak, geen wind, de zon heeft alles inmiddels opgewarmd. Hoewel we de eerste betonning van de Elbe vaarweg hebben bereikt is het hier rondom nog enorm weids.
We hebben echter toch een rekenfout gemaakt. We zijn een paar uur te vroeg of te laat van welke kant je het bekijkt. Als er later een noordenwind opsteekt (en de zon verdwijnt) zeilen we verder op de genua tegen de stroom in waarmee we onze tocht vertragen. Misschien wat te veel, want als we de vloedstroom mee krijgen is deze nog lang niet zo sterk als we hadden gedacht uit de stroomgegevens op de kaart. Dan maar weer de turbo aan.
We naderen Cuxhaven een badplaats aan de zuidoever van de Elbe. Heel bijzonder om te zien. Je denkt: wat staan er een gekleurde koeien op de dijk, maar ook daar zetten ze strandstoelen.
Voor campers is Cuxhaven blijkbaar een bezienswaardigheid.
Cuxhaven heeft een grote jachthaven waar vaak nederlandse jachten een weergat afwachten om weer terug te varen naar Nederland. Grote kans dat wij daar nog komen op de terugweg, dus varen wij de laatste 20 mijl door naar de sluis voor de ingang van het Kieler kanaal. Ondertussen warmen we eten op. We varen netjes buiten de vaargeul die bestemd is voor het grote scheepvaartverkeer. We worden opgeroepen door de havenmeester van Cuxhaven om ons te waarschuwen voor een ondiepte juist buiten de vaargeul. Fijn dat ze meekijken! Over de Elbe wordt heel wat vervoerd.
We lezen ons nog even in op de aanloop en de gebruiken bij de sluis. Ze hebben daar in de sluis een drijvende steiger. Makkelijk omdat je gewoon de boot daaraan vast kan knopen. We worden gewaarschuwd voor gladde steigers. Bij de sluis aangekomen blijken er al twee andere boten te wachten voor een opening.
Maar al heel snel gaat het witte licht knipperen als teken dat we de sluis in mogen varen. Het aanleggen valt mee, hoewel het me niet lukt met onze mooie hookandmoore stok. Joost gaat van boord om de lijnen door de ringen te halen. Nog even een keer oefenen met die stok.
De overbuurschipper in de sluis maakt een mooie foto van ons met het avondrood als achtergrond. Later noemt hij zijn emailadres zouden we kunnen contacten voor de foto. Het duurt niet lang of de sluisdeuren gaan weer open. Meteen om de hoek ligt een klein haventje waar we langszij een andere boot gaan. Op het Kieler kanaal mag je ‘s nachts niet varen. We hebben ook geen ambities. Het is half elf en we snakken naar ons bed. De boot waar we langszij liggen vertrekt morgen om 6 uur. Een echt lange nacht wordt het dus niet, maar wel een van hele diepe slaap.